Mandvlechten

Mijn naam is Arjan Joosten, in 1997 begon ik mijn hobby mandvlechten. In Nederland wordt al eeuwen met wilgentenen manden gevlochten, het mandenmaken is één van de oudste ambachten ter wereld.

De eerste beginselen heb ik geleerd van mijn opa, want zoals elke boer in de buurt kon ook hij mandjes vlechten. In de opvolgende jaren heb ik diverse cursussen gevolgd. Een jaar later ben ik lid geworden van de Stichting Wilg en Mand om mijn kennis van vlechttechnieken en grondstoffenteelt uit te breiden, deze Stichting is inmiddels helaas ter ziele. Nu ben ik lid van het Nationaal Vlechtmuseum (www.vlechtmuseum.nl) in Noordwolde en ook lid van de Vereniging van Vlechters.

Er zijn diverse vlechttechnieken evenals vele verschillende materialen zoals geschilde (wit) en ongeschilde (bruin) teen. Van een mand kan bijvoorbeeld de bodem met ongeschilde teen worden gemaakt en de stekken juist met geschilde; hierdoor komt het contrast goed uit tussen witte en bruine teen.

Alles bij elkaar neemt een en ander toch aardig veel tijd in beslag: het begint al met het bedenken wat voor soort mand je gaat maken, vervolgens komt de kleurstelling aan de orde: wat wordt bruin en welk gedeelte wit. Eveneens niet onbelangrijk: welke vlechttechniek pas je toe. Eènjarige twijgen van bepaalde wilgensoorten die gebruikt worden in de mandenmakerij, de wijnbouw en de tuinbouw noem je wilgenteen. De wilgenteelt is onderdeel van de landbouw, tegenwoordig ondergebracht in de sector bosbouw.

Voor het mandenmaken komen verschillende wilgensoorten en bastaarden daarvan in aanmerking. In deze streek komen vooral de Katwilg, Amandelwilg, Duitse dot en het Amerikaantje voor. Ik gebruik en verbouw zelf de Kraakwilg, (salix fragilis) die in de griendteelt voorkomt als Belgisch Rood en Frans Geel. Een bekend ras van het Belgisch Rood is nummer 582. In Vlaanderen wordt gesproken van wijmen, in Nederland van teenhout, maar toch wordt er over het algemeen gesproken over de wis. De manier waarop wissen worden geteeld kan erg veel invloed hebben op de kwaliteit van de mand.

Je moet dus beschikken over een goede kennis van de natuur, de eigenschappen van de wis, de grondbewerking en het planten van de stekken. Vaak denkt men dat moeras- en andere voortdurend vochtige grond het meest geschikt zou zijn voor het verbouwen van wissen; dit is echter een vergissing, want de wissen die op dit soort grond groeien zijn te zacht en te soepel voor de mandenmakerij.

Ik heb u hiermee een summier inzicht willen geven in het mandvlechten, maar zoals iedereen zal begrijpen zit er heel wat meer aan vast, ik zou er dan ook uren over kunnen vertellen.

Arjan Joosten Mandenvlechterij

© www.moetjekijken.nl